In memoriam Roberto Calasso

In memoriam Roberto Calasso

Gisteren, 28 juli, is Roberto Calasso gestorven – Italiaans uitgever, auteur en vriend van onze uitgeverij. Hij is tachtig jaar geworden en was al enige tijd ernstig ziek.

Calasso leidde uitgeverij Adelphi, die hij tot een van de mooiste en toonaangevendste uitgeverijen van de wereld maakte. Wat een fonds, wat een durf, wat een neus voor inhoudelijke kwaliteit. Met veelal auteurs die niet eerder in het Italiaans waren vertaald en die hij tot een commercieel succes wist te maken, van Milan Kundera tot Georges Simenon, van Nabokov tot Bruce Chatwin, van Kafka tot Nietzsche. En altijd op zoek naar vergeten auteurs, vooral uit Midden-Europa.

Maar Roberto Calasso was ook schrijver, en wij hadden de eer zijn werk te mogen uitgeven. ‘s Mans oeuvre belangrijk, ontzagwekkend, erudiet, briljant noemen, doet het tekort. Met zulke kwalificaties veroordeel je zijn boeken tot stof en vergeling, tot vergetelheid, vergane glorie. Terwijl ze zo onverminderd actueel zijn en zullen blijven. De ondergang van Kasj, De bruiloft van Cadmus en Harmonia, Ka, K., Het roze van Tiepolo, De droom van Baudelaire, De gloed, De hemelse jager, Het onbenoembare heden zijn in feite delen van één project, waarin hij de overmoed van de moderne mens de maat neemt en laat zien hoe mythes, verhalen en kunst troost kunnen bieden – en inzicht in de duistere, onbegrijpelijke en onbeheersbare kanten van het leven.

Al deze boeken zijn in het Nederlands vertaald door Els van der Pluijm, zij was de enige in ons taalgebied die hij zijn werk toevertrouwde. Dat was een contractuele eis. Zij legt nu de laatste hand aan wat volgens mij het summum van zijn werk is, Het boek van alle boeken. De laatste keer dat ik Calasso sprak, in zijn kantoor op de uitgeverij in februari 2020, opperde ik dat al die vorige boeken – over de Griekse mythologie, over de Vedas, over Baudelaire, Kafka, Tiepolo, enzovoort – omtrekkende bewegingen waren, voordat hij het boek dat onze westerse cultuur heeft gevormd durfde aan te vatten, de Bijbel. Ja, zei hij, terwijl hij een doodle tekende, daar heb je gelijk in, maar ik ben nog lang niet klaar. Ik ga door tot ik omval.

Tijdens de Frankfurter Buchmesse van oktober 1998, ik was net twee weken in dienst bij Wereldbibliotheek, gaf toenmalig uitgever Joos Kat mij een afdruk mee van het omslag van onze uitgave van KA, Calasso’s boek over Indiase mythes. Ga ermee naar de stand van Adelphi, zei hij, laat het aan Roberto zien, dat is een leuke binnenkomer voor je, kun je kennismaken met hem. Zenuwachtig diende ik me bij hem aan, de auteur van De bruiloft van Cadmus en Harmonia, een van de mooiste boeken die ik kende. Vriendelijk ontving hij me, keek lang naar het omslag, tekende onderwijl een doodle. Mooi omslag, zei hij, goedgekeurd.

En wat hebben jullie verder voor interessants ontdekt, vroeg hij. Daar wist ik niks op te zeggen. Nou, zei hij, dit is misschien wat voor jullie, een Hongaarse auteur, volkomen onbekend, in ballingschap in de VS gestorven. Ik las een korte roman van hem in een Franse vertaling, die gaat over twee vrienden van vroeger die elkaar op hoge leeftijd ontmoeten en een geschil over een vrouw uitpraten. Ik maakte een bescheiden eerste druk, ik deed er een jaar over om die te verkopen. Toen een herdrukje, dat was in een half jaar op, toen een iets grotere herdruk, drie maanden, en nu ga ik het nog wat groter aanpakken want hier zit meer in. Hier heb je een exemplaar van onze Italiaanse vertaling, lees maar eens.

En dat werd bij ons Gloed. Van Sándor Márai.

Koen van Gulik

(uitgever)